Waarom vrijwilligerswerk geen vrijetijdswerk is
We geven in hier enkele elementen om het verschil te duiden tussen vrijwilligerswerk en vrijetijdswerk: een nieuw statuut dat wellicht vanaf 1 januari 2018 van kracht zal gaan.
De drie verschillen
1. Vrijwilligerswerk is én blijft onbezoldigd, vrijetijdswerk laat een beperkte bezoldiging toe
Vrijwilligerswerk is per definitie onbezoldigd, wat niet betekent dat door de vrijwilliger gemaakte kosten niet kunnen worden vergoed. De vrijwilligerswet regelt dit met artikel 10. De kostenvergoedingen zijn geen vergoedingen voor prestaties of inzet, het gaat om een terugbetaling van de door de vrijwilliger gemaakte kosten in en tijdens het vrijwilligerswerk, zoals een tussenkomst in verplaatsingskosten, terugbetaling van telefoonkosten,…
Om dit enigszins te vereenvoudigen, heeft de fiscus -ondertussen al enkele decennia geleden- een toegeving gedaan. Voor kleine kosten (momenteel onder de 33,36 euro per dag) moeten geen bewijsstukken meer verzameld worden. Met deze forfaitaire vergoeding neemt de administratieve overlast voor zowel organisatie als vrijwilliger af.
In de praktijk zien we dat de forfaitaire vergoeding wel eens gebruikt wordt als prestatievergoeding, waardoor de indruk gewekt wordt dat men iets kan verdienen met vrijwilligerswerk, zelfs belastingvrij, zolang men onder de maxima blijft. Deze praktijk is niet correct en leidt tot heel wat verkeerde interpretaties en verwarringen. Vrijwilligerswerk is niet een of andere alternatieve werkvorm of geen manier om mensen goedkoop tewerk te stellen. Het gaat om activiteiten buiten het arbeidscircuit, waarvoor mensen soms kosten maken, die vergoed kunnen worden.
Wie zegt dat een forfaitaire kostenvergoeding een inkomen is, stelt de dingen verkeerd voor en brengt mogelijk bepaalde groepen vrijwilligers in gevaar. Aangezien een vrijwilligersvergoeding een vergoeding voor gemaakte (al dan niet bewezen) kosten is en geen inkomen, heft de fiscus hier geen belastingen op. Bij inkomens en bijverdiensten gebeurt dat wel. Wie een uitkering heeft, mag vrijwilligen en een onkostenvergoeding krijgen. Als deze vergoeding een inkomen zou zijn, verliest de werkloze voor zijn dagen zogenaamd vrijwilligerswerk mogelijk zijn uitkering.
2.Vrijetijdswerk is een mooier woord om te duiden dat het gaat om semi-agorale arbeid
En nu wordt in het Zomerakkoord van de Federale Regering gesproken over een regeling voor vrijetijdswerk in de non profitsector. In feite gaat het hier om een regeling voor het zogenaamde semi-agoraal statuut.
Semi-agoraal is een lelijk woord om de grijze zone tussen vrijwilligerswerk en betaalde arbeid te benoemen. Met vrijwilligerswerk kan je niks verdienen, met betaalde arbeid verdien je een inkomen. Daartussen zijn er nog tal van activiteiten die, als je kijkt naar het volume, de soort activiteit, … niet gecatalogeerd kunnen worden onder vrijwilligerswerk, noch onder het arbeidsregime.
Er bestaat al langer een vraag vanuit verschillende sectoren, bijvoorbeeld maar niet alleen de sportsector, naar een regeling voor activiteiten die thans tussen wal en schip vallen. De Hoge Raad voor Vrijwilligers heeft over dat semi-agoraal statuut, dat men nu gelukkig omdoopt tot vrijetijdswerk, een advies geschreven.
De regeling is echter op dit ogenblik nog niet volledig uitgewerkt, maar als volgt gecommuniceerd in het kader van het meest recente Zomerakkoord van de Federale Regering: ‘Inkomens die voortkomen uit vrijetijdswerk, specifieke functies in de non-profitsector en diensten van particulieren aan particulieren, zullen vanaf 1 januari 2018 voor maximum € 500 per maand vrijgesteld zijn van RSZ-bijdragen en belastingen.’
Met andere woorden: er zit een regeling in de pijplijn om het vrijetijdswerk te regelen. Vrijetijdswerk valt hiermee buiten de Vrijwilligerswet en is ook géén vrijwilligerswerk. De Federale Regering komt met een formule die mensen de mogelijkheid biedt om binnen een specifiek circuit extra bij te verdienen: er kan dus een vergoeding worden gegeven voor het leveren van bepaalde prestaties. De Vrijwilligerswet laat dat NIET toe, daar kunnen enkel kosten worden vergoed, nooit prestaties.
3. Vrijwilligerswerk staat open voor iedereen. Niet iedereen zal vrijetijdswerk kunnen verrichten.
Bovendien zal niet zomaar iedereen van de regeling kunnen genieten, terwijl het vrijwilligerswerk wél toegankelijk is voor iedereen. Je kan maar vrijetijdswerker worden als je gepensioneerd bent of als je een hoofdactiviteit hebt met minstens 4/5de tewerkstelling. Wie halftijds werkt, wie werkloos is, een leefloon ontvangt, kan niet van dit regime genieten.
Samenvattend: de Vrijwilligerswet verandert niet op het gebied van kostenvergoedingen. Vrijwilligerswerk is en blijft onbezoldigd. Vrijwilligers kunnen een terugbetaling krijgen van gemaakte kosten maar kunnen geen prestatievergoeding genieten.
En eerlijk gezegd, laat daarover vooral je blijdschap en tevredenheid blijken! Vrijwilligerswerk heeft een eigen dynamiek en zou heel wat minder plezant worden als het in een keurslijf van betaalde arbeidsregeling zou vallen.
Zal de invoering van het nieuwe statuut vrijetijdswerk het vrijwilligerswerk ondermijnen?
Het vrijwilligerswerk op zich is sterk en eigenwijs genoeg om zich als dusdanig te handhaven, wat niet wegneemt dat het enigszins uitgedaagd zal worden.
De regeling van een statuut voor de vrijetijdswerker houdt immers een vorm van een regularisatie in van een reeds bestaande situatie. Er zijn organisaties, (sub)sectoren die op dit ogenblik activiteiten laten uitvoeren door mensen die meer ontvangen dan de wettelijk toegelaten vrijwilligersvergoeding, of waar het statuut van de vrijwilliger oneigenlijk wordt gebruikt. Vandaar dat er al lang gesproken wordt over de zogenaamde ‘grijze zone’.
Dat die grijze zone nu geregeld wordt, lijkt ons op zich een goede zaak. Het is echter niet aan het vrijwilligerswerk om zich uit te spreken over statuten die los staan van het vrijwilligerswerk, en die niet gekaderd worden binnen de Vrijwilligerswet.
Er bestaat een kans of risico dat bepaalde organisaties activiteiten die ze nu aanbieden als vrijwilligerswerk, anders zullen formuleren, om er vrijetijdswerk van te maken. Dat zal gebeuren, maar we vermoeden niet dat het een grote omslag zal worden van vrijwilligerswerk naar vrijetijdswerk. De regeling van het vrijetijdswerk zal immers zelf ook voorwaarden opleggen, het terrein afbakenen, bepalen wat het precieze statuut zal zijn van die vrijetijdswerker, etcetera.
Mogelijk loopt het niet die vaart: ook gewoon omwille van de financiering ervan. Veel vrijwilligersorganisaties hebben niet de financiële draagkracht om nu plots of meer beroep te gaan doen op vrijetijdswerkers. Er zal wel over gewaakt moeten worden dat organisaties nu geen extra druk zullen ondervinden om wel te beginnen met vergoedingen te geven.
Er bestaat wel een gevaar op concurrentieslagen tussen organisaties die een kostenvergoeding geven conform de regels van de Vrijwilligerswet en organisaties die vergoedingen gaan aanbieden in het kader van vrijetijdswerk, zoals er her en der spanning bestaat tussen organisaties die geen kosten vergoeden tot de organisaties die werken met forfaitaire vergoedingen. Het is dan aan de organisatie om ervoor te zorgen dat de eigen kracht van het vrijwilligerswerk voldoende tot uiting blijft komen. Want het is effectief zo dat vrijwilligers gedreven worden door een hele waaier van motieven, en zeker niet door geld alleen.
We zullen de impact van het vrijetijdswerk op het vrijwilligerswerk pas kunnen inschatten als er voldoende data over worden verzameld. Anders blijft het speculeren.
Bron: nieuwsbrief Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk